Der Heidenstein
In dem Wald, der, weil er so schön ist, mich immer wieder zu sich zieht, steht unter den hohen, schlanken, ernsten Tannen ein Stein, den die Leute den Heidenstein nennen, ein schwärzlicher, moosüberzogener Granitblock, auf welchen oft die Schulknaben klettern, ein wundersamer Zeuge aus uralten, wundersamen Zeiten, bei dessen sonderbarem Anblick man unwillkürlich stillsteht, um über das Leben nachzudenken. Still und hart und gross steht er inmitten des lieben grünen heimeligen Waldes da, gewaschen von unzählbaren Regengüssen, versteckt im Bereiche der schweigenden treuherzigen Tannen, Bild der Vergangenheit, Ausdruck der schier ewigen Beständigkeit und als ein Beweis vom unausdenklichen Alter der Erde. Oft schon bin ich vor dem schönen Stein stillgestanden, den zwei alte wunderliche Tannenbäume zieren, die auf dem ehrwürdigen Gestein Platz zum kräftigen Wachstum gefunden haben. Auch heute habe ich ihn wieder gesehen, und indem ich ihn so sah, sprangen mir folgende leise für mich hingemurmelte Worte über die Lippen: “Wie schwach und weich und leichtverletzlich ist doch das Menschenleben, verglichen mit deinem Leben, du alter, unzerstörbarer Stein, der du lebst vom Beginn der Welt an bis heute, der du leben und stehen wirst bis an das fragwürdige Ende alles Lebens. Dich scheint das Alter eher zu festigen und zu kräftigen, als anzugreifen und zu schwächen. Rings in der Gegend sterben die empfindlichen Menschen. Geschlechter folgen auf Geschlechter, die, Träumen ähnlich, und dem blossen, zarten Hauch verwandt, auftauchen und verschwinden. Dir ist keine Schwäche bekannt. Ungeduld ist dir fremd. Gedanken rühren dich nicht an und das Gefühl tritt nicht bis zu dir. Und doch lebst du, bist lebendig, führst dein steinern Dasein. Sage mir, lebst du?“ – Voller sonderbarer Fragen, voller Ahnungen entfernte ich mich von dem merkwürdigen alten, trotzigen, steinharten Gesellen, und ich hatte das Gefühl, als sei er ein Zauberer, als sei der Wald durch ihn verzaubert.
(Juni 1914 in „Deutsche Monatshefte“, ‚Kleine Dichtungen 1914)
De Heidensteen
In het bos, dat mij omdat het zo mooi is altijd weer naar zich toe trekt, staat onder de hoge, slanke, ernstige dennen een steen die de mensen de Heidensteen noemen, een zwartig, bemost granietblok waar de schooljongens vaak op klauteren, een wonderbaarlijke getuige uit oeroude, wonderbaarlijke tijden, met zo’n vreemde aanblik dat je onwillekeurig stilstaat om over het leven na te denken. Stil en hard en groot staat hij daar middenin het dierbare groene knusse bos, gewassen door ontelbare stortbuien, verscholen in het domein van zwijgende, trouwhartige dennen, toonbeeld van verleden tijd, uitdrukking van schier eeuwige bestendigheid en als bewijs van onvoorstelbare ouderdom van de aarde. Al vaak heb ik voor de mooie steen stilgestaan die opgesierd wordt door twee oude wonderlijke dennenbomen die op dit eerbiedwaardige gesteente een plek hebben gevonden om flink tot wasdom te komen. Ook vandaag heb ik hem weer gezien, en terwijl ik hem zo zag sprongen de volgende zachtjes voor me uit gemurmelde woorden over mijn lippen: “Wat zwak en week en kwetsbaar is een mensenleven toch vergeleken met jouw leven, jij oude, onverstoorbare steen, jij die leeft vanaf het begin van de wereld tot aan vandaag, jij die zult blijven leven en staan tot aan het onzekere einde van al ‘t leven. Jou lijkt de ouderdom eerder te verstevigen en te versterken dan aan te tasten en te verzwakken. In de hele omgeving sterven de fijngevoelige mensen. Geslachten volgen elkaar op die net als dromen en verwant aan de naakte, tere ademtocht opduiken en verdwijnen. Jij hebt geen weet van zwakte. Ongeduld is je vreemd. Gedachten beroeren je niet en gevoel dringt niet tot je door. En toch leef je, ben je levend, leid je jouw stenen bestaan. Vertel me, leef je?” – Vol vreemde vragen, vol vage vermoedens verwijderde ik me van deze merkwaardig oude, trotse, keiharde metgezel, en ik had het gevoel alsof hij een tovenaar was, alsof het bos door hem was betoverd.
vertaling m.b.
De Heidensteen staat nog steeds in het bos ten zuidoosten van Biel;
voor wie hem wil zien: klik hier